
Hoofdstuk 4 Technische en financiële uitgangspunten meerjarenbegroting
Technische en financiële uitgangspunten meerjarenbegroting
Terug naar navigatie - Hoofdstuk 4 Technische en financiële uitgangspunten meerjarenbegroting - Technische en financiële uitgangspunten meerjarenbegrotingZoals ieder jaar bij de Voorjaarsnota vermelden wij de belangrijkste technische en financiële uitgangspunten.
De meerjarenbegroting 2026 – 2029 baseren wij op reële inkomsten en uitgaven.
Dit uitgangspunt betekent dat de begrotingscijfers in de meerjarenbegroting 2026 – 2029 niet bewust lager c.q. hoger worden geraamd dan verwacht mag worden. Dus, uitgaven worden niet lager ingeschat en inkomsten niet hoger ingeschat dan dat op basis van de feiten mag worden verwacht.
De meerjarenbegroting 2026 – 2029 is sluitend.
Een structureel sluitende begroting betekent dat de structurele lasten in de begroting gedekt worden door structurele baten. De structurele dekking van de lasten is belangrijk omdat daarmee dekkingsproblemen in de toekomst worden voorkomen. Een structureel sluitende begroting houdt ook in dat bij een dekkingstekort van de begroting dit tekort teniet wordt gedaan door structurele besparingen, inkomstenverhogingen en lastenverzwaring. In 2026 doen wij, conform amendement 2024-A0011, een onttrekking van circa €2,7 miljoen uit de Algemene Reserve. Op basis van de huidige verwachtingen zal deze onttrekking niet in zijn geheel noodzakelijk zijn aangezien wij inclusief deze onttrekking een positief saldo verwachten van circa €195.701.
Behoudens onttrekkingen uit de reserve Kapitaallasten, de egalisatiereserves en begrotingsjaar 2026 worden er geen onttrekkingen geraamd uit de reserves ten behoeve van de reguliere exploitatie.
Dit uitgangspunt houdt in dat structurele uitgaven niet gedekt mogen worden door incidentele inkomsten vanuit de reserves. Reserves zijn incidentele middelen waarvan de omvang eindig is. Vanuit een solide financieel perspectief is het daarom niet gewenst deze incidentele middelen aan te wenden voor structurele uitgaven omdat dan op termijn een dekkingsprobleem ontstaat. Dit geldt niet voor de reserve Kapitaallasten omdat deze reserve exact die kapitaallasten omvat die gedurende een periode ook nodig zijn.
2026 is voor veel gemeenten het ravijnjaar. Ook de gemeente Zutphen heeft hier, in beperkte mate, last van. Als gemeente Zutphen kiezen wij ervoor om het tekort in 2026 te dekken door middel van de algemene reserve. Bij de bespreking van de voorjaarsnota 2025 heeft de raad reeds een bedrag van €2,7 miljoen geautoriseerd. Wij zijn blij te kunnen melden dat wij, mede dankzij scherpe keuzes en gerichte inzet, binnen het door de raad vastgestelde amendement 2024-A0011 van een inzet €2,7 miljoen uit de Algemene Reserve zijn gebleven. Daarmee liggen wij op koers: op basis van de huidige inzichten presenteren wij een structureel sluitende begroting vanaf 2027.
Voor het begrotingsjaar 2026 is het uitgangspunt de jaarschijf 2026 uit de meerjarenbegroting 2025 – 2028.
Dit technisch uitgangspunt betekent dat de basis voor de begroting 2026 is vastgelegd in de vorig jaar opgestelde meerjarenbegroting 2025 – 2028. Alle mutaties op de begroting 2026 worden verwerkt binnen de opgestelde begroting 2026 zoals in november 2024 door de raad is vastgesteld.
De structurele doorontwikkeling van de lonen wordt vastgesteld op 5,5%.
Bij het reëel ramen hoort ook een loonindexatie die recht doet aan de verwachting hierover. Wij volgen hierin de indexatie zoals afgegeven door het Centraal Plan Bureau (CPB) en de ontwikkelingen rondom de CAO afspraken. Voor 2026 is deze inschatting 5,5%.
De structurele prijsontwikkeling van de overige budgetten wordt vastgesteld op 3,5%.
Op basis van de prijsontwikkelingen werkt de gemeente Zutphen met een verwachte prijsontwikkeling voor kosten en opbrengsten van 3,5%.